Enkhuizen

Enkhuizen Zuider zee museum


Enkhuizen begon zijn bestaan in de middeleeuwen als haven- en vissersdorp. Op 27 januari 1356 verleende Graaf Willem V Enkhuizen in een korte oorkonde stadsrechten, naar model van dat van Medemblik, dat in 1289 stadsrechten had gekregen.[2] Deze eerste oorkonde was in het Nederlands gesteld. Op 4 april 1356 volgde de officiƫle bevestiging, in een langer, in het Latijn gesteld document, waarin het volledige stadsrecht was opgetekend.

Bij de verlening van het stadsrecht werd Enkhuizen officieel verenigd met het naburige dorp Gommerkarspel, waarvan de kern ongeveer op de plaats van de huidige Wester- of Sint-Gomaruskerk moet hebben gelegen. Buitendijks lag nog het "Oostdorp Enkhuizen" dat waarschijnlijk verdronk bij de stormvloed van 1421. In 1422 kregen de bewoners toestemming de restanten van de buitendijks gelegen kerk op te breken en binnendijks een nieuwe kerk te bouwen, de latere Zuider- of Sint-Pancraskerk. Enige tijd later werd ook begonnen met de bouw van de Westerkerk, en in de wedloop om de grootste en mooiste kerk te bouwen, kwam duidelijk tot uitdrukking hoezeer de vissers van Enkhuizen en de landbouwers van het voormalige Gommerkarspel nog gescheiden gemeenschappen waren.